Sociale bescherming ASO en HAIO
Omdat er, ondanks onze herhaalde verzoeken, nog altijd niet wordt verder gewerkt aan een goede oplossing voor de sociale bescherming van assistenten in opleiding (specialisten/huisartsen), schreven we onderstaande brief aan de voorzitter van de Nationale Commissie Artsen Ziekenfondsen.
25/11/2019
Geachte heer De Cock
Al geruime tijd is de sociale bescherming van ASO en HAIO (naast een striktere bewaking van de kwaliteit van de opleiding en het respecteren van de arbeidstijd) voor ons een belangrijk aandachtspunt.
De voorbije twee jaar hebben we niet nagelaten om u meermaals te wijzen op de noodzaak om werk te maken van de uitvoering van punt 5.2 van het nationale akkoord 2018-2019: “De NCAZ zal vóór 30 juni 2018 een voorstel uitwerken dat een oplossing moet bieden voor de huisartsen en de artsen-specialisten in opleiding om tijdens hun opleiding pensioenrechten op te bouwen”.
Na een vergadering van een werkgroep ad hoc, op 20 maart 2019, werd ons een aantal berekeningen beloofd. We hebben daarover niets meer vernomen. De beloofde vervolgvergadering is er nooit geweest.
Pas zeer recent, nauwelijks enkele weken voor het aflopen van het akkoord, werd de problematiek tweemaal geagendeerd in de NCAZ maar even zoveel keren afgelast.
We kunnen niet meer aanvaarden dat met gemaakte afspraken op dergelijke manier een loopje genomen wordt. Net zoals dit geldt voor de bij herhaling aangekondigde hervorming van de accreditering met een billijker vergoeding tussen de specialistische disciplines (punt 4.5 van hetzelfde akkoord).
Het valt dan ook niet te verwonderen dat een aantal artsen het belang van het overleg durven in vraag te stellen.
Zeer recent werd de erkenning van nieuwe beroepstitels in de Hoge Raad van artsen-specialisten en huisartsen goedgekeurd (bv. infectiologie) met andermaal een verlenging van de opleidingsduur tot gevolg. De problematiek lijkt dus zelfs eerder toe dan af te nemen.
Wij herhalen ons voorstel om ter gelegenheid van een nieuw akkoord voor de ASO en HAIO een substantiële verhoging van het Riziv sociaal statuut te voorzien om aldus te compenseren voor het gebrek aan wettelijke pensioenopbouw.
Indien uit latere berekeningen zou blijken dat andere oplossingen voor hen voordeliger zijn dan zullen we ons daar uiteraard niet tegen verzetten.
Maar het is duidelijk dat elke andere oplossing nog jaren op zich zal laten wachten en vanuit de hoek van de ziekenhuisbeheerders valt daar zelfs opnieuw het nodige verzet tegen te verwachten.
Het zou onethisch en onverantwoord zijn om een en ander nu nog verder op zijn beloop te laten.
met de meeste hoogachting
Dr. Reinier Hueting Dr. Robert Rutsaert
Voorzitter Bestuurslid