Ereloon specialisten.

ASGB-BERICHT 2018.128
Icoon thema specialisten

 

Naar aanleiding van de artikelenreeks over specialisteninkomens publiceerde 'De Morgen' op 3/12/2018 het volgende opniestuk van Reinier Hueting.

 

Verdienen specialisten echt te veel?

Komt het daardoor dat de gezondheidszorg onbetaalbaar dreigt te worden? Dat zijn mogelijk de eerste vragen die je hebt als je de ruwe cijfers over specialisteninkomens leest.

Maar zoals meestal is het verhaal veel genuanceerder.

Zeker, er zijn specialisten die zeer veel verdienen. Maar het zijn vooral de verschillen in inkomen die nog meer opvallen.

De specialiteiten, die weinig apparatuur gebruiken en vooral ‘intellectuele akten’ verrichten (b.v. geriaters, psychiaters, oncologen) verdienen een stuk minder dan de technische specialiteiten, die veel onderzoeken doen met ingewikkelde apparatuur  (b.v. radiologen, biologen). Sommigen zeggen dat de technische specialiteiten zelfs tot zeven keer meer verdienen. Cijfers van De Morgen spreken van 3 tot 5 keer meer. Er is dus een overwaardering van technische prestaties en dat is één van de oorzaken van het ontstaan van ‘knelpunt specialiteiten’, die niet populair zijn en waarvoor men te weinig kandidaten vindt.

Je komt er niet of nauwelijks achter hoeveel een specialist nu echt verdient.

Een belangrijk deel van zijn bruto-inkomen wordt immers aan het ziekenhuis afgestaan, gemiddeld 40 %, maar soms oplopend tot 80 %.

Bij de afdrachten onderscheiden we de directe kosten, waarvan het normaal is dat ze verhaald worden op de erelonen van de specialist (gebruik van lokalen, materiaal, apparatuur, personeel), en de indirecte algemene kosten (aantal stafleden management, bedrijfswagens, consultancy), die door het management van het ziekenhuis worden bepaald, en dan nog bijkomende afdrachten, die b.v. moeten dienen voor nieuwe projecten (gebouwen, dure medische apparatuur, ..), maar die ook steeds meer noodzakelijk worden voor de instandhouding van het ziekenhuis.

Want daar belanden we bij het volgende grote probleem: de ziekenhuisfinanciering. De ziekenhuizen krijgen voor hun werking systematisch te weinig geld van de overheid ( 360 miljoen ). Om het ziekenhuis te behoeden voor het faillissement moeten de ziekenhuisartsen het resterend deel bijpassen via de afdrachten. Ook voor de broodnodige informatisering geeft de overheid nauwelijks subsidie en zullen de artsen zelf de komende jaren moeten opdraaien. Uit de ziekenhuisstudie van Belfius blijkt dat het bedrag aan afdrachten door de artsen zelfs groter is dan de financiering door de overheid. Er bestaat geen enkele transparantie over deze afdrachten: het zijn individuele regelingen tussen ziekenhuizen en specialisten. Ze verschillen per ziekenhuis. De systematische onderfinanciering van het ziekenhuis leidt tot steeds hogere afdrachten, waardoor sommige specialisten supplementen gaan vragen aan de patiënten, die dit niet altijd kunnen betalen en er een geneeskunde met twee snelheden dreigt.

Conclusie: er bestaan veel te grote verschillen tussen technische en niet-technische prestaties en de ziekenhuisfinanciering verloopt in België deels via de honoraria van de specialisten met een totaal gebrek aan transparantie.

We moeten dus herijken: de middelen tussen de artsen eerlijker verdelen. Herijking betekent niet dat iedereen evenveel moet verdienen. Het principe van loon naar werk moet behouden blijven. De duur van de opleiding, de fysieke en mentale belasting, de wachtbelasting moeten alle mee in rekening gebracht worden om een billijke verloning te berekenen. Het Algemeen Syndicaat van Geneeskundigen van België (ASGB) vroeg daarom aan prof. Annemans om samen een nieuw model voor de nomenclatuur uit te werken. We moeten een referentie-inkomen per specialisme durven definiëren, dat rekening houdt met bovenstaande verschillen tussen specialismen.

Bovendien moet er een transparante én kostendekkende ziekenhuisfinanciering tot stand komen door de vergoeding voor de arts zelf te scheiden van de vergoeding voor de geassocieerde kosten (lokalen, personeel, apparatuur…).  Daarnaast moet een vergoeding geïntroduceerd worden voor taken inzake coördinatie en communicatie.

Pas dan zal duidelijk worden wat een arts écht verdient en wat nodig is om het ziekenhuis te laten draaien.

2024.056

Huisbezoek WZC anders en beter vergoed vanaf 1 juni 2024

 

Op 11 juni 2024 werden drie KB’s gepubliceerd die in aangepaste nomenclatuur voorzien voor bezoeken door een huisarts in een WZC

Zij zijn de vrucht van heel wat werk in de NCAZ en de TGR en treden in voege op 1 juni 2024.

Er wordt een nieuw nomenclatuurnummer in het leven geroepen, specifiek voor een bezoek aan een WZC: 106610. 

Het ereloon ervoor zal € 45,81 bedragen (een verhoging met 25%).

2024.055

Update van art. 11 nomenclatuur (algemene speciale verstrekkingen)

 

Op 11 april 2024 is een KB gepubliceerd i.v.m de nomenclatuur van artikel 11 (algemene speciale verstrekkingen).

Het gaat in hoofdzaak om teksttoilet.

Hierna vindt u de integrale tekst van het nieuwe KB dat in voege treedt op 1 juni 2024. In de pdf als bijlage vindt u de voorbereidende nota van de TGR.

 

2024.054

Nieuwe nomenclatuur oftalmologie (vanaf 1 juni 2024)

 

Op 11 april 2024 is een KB gepubliceerd  i.v.m. nomenclatuur oftalmologie.

Het betreft meer bepaald de plastie voor dermatochalasis van het bovenste ooglid.

Dit KB treedt in voege op 1 juni 2024.

Hierna vindt u de integrale tekst ervan. Als bijlage vindt u de voorbereidende nota van de TGR.