Het Kartel

ONS PROGRAMMA

Onze visie

ASGB/Kartel wil de beroepsverdediging niet blind corporatistisch en demagogisch voeren maar tracht ook steeds oog te hebben voor de maatschappelijke rol van de arts en de wetenschappelijke aspecten van de geneeskunde. Daarom blijven wij een goed uitgebouwde, solidair gedragen, verplichte ziekteverzekering verdedigen, wetende dat dit systeem enkel kan blijven bestaan wanneer er een evenwicht is tussen overheidsgeld en eigen bijdragen.

Het Kartel zorgt bij dit alles voor álle artsen. Zonder ons en het bijgaande overleg zou de overheid immers op eigen houtje (met experten in de theorie i.p.v. mensen uit de praktijk) beslissen over de vele dossiers die zowel voor huisartsen als specialisten van belang zijn. 

 

A. Loon naar werken

Met loon naar werken bedoelen we een billijk inkomen. Dus een inkomen dat correleert met duur en complexiteit van geleverde arbeid, met onregelmatige uren, met opleidingsniveau en met emotionele belasting. Voor alle duidelijkheid, dit wil niet zeggen voor iedereen hetzelfde inkomen, integendeel. Voor ons is loon naar werken en professionele autonomie cruciaal. Daarom ijveren we niet voor een ‘norminkomen’ maar voor een billijk ‘normuurinkomen’ dat gefundeerd is op bovenstaande principes en waarmee de arts zijn of haar inkomen kan uitbouwen.

Een billijk inkomen is al van bij de oprichting van het ASGB één van de kernpunten, en doorheen de jaren hebben we ook stapsgewijs een betere vergoeding voor de intellectuele prestaties kunnen bekomen. In 2016 publiceerden we bv. onze herijkingsstudie (ism UGent) die nu mee de blauwdruk vormt voor de lopende hervormingen in de nomenclatuur. De komende jaren willen we een tweesporenbeleid voeren: mee onderhandelen over een grondige herijking van de nomenclatuur en in afwachting van de definitieve hervorming gradueel de consultaties blijven opwaarderen. 

 

B. Toegankelijkheid voor arts én patiënt

Toegankelijkheid voor de patiënt betekent voor ons een laagdrempelig zorgsysteem met brede toegang tot conventietarieven, die wel hoog genoeg moeten zijn om voldoende artsen in het conventiesysteem te houden.

Toegankelijkheid betekent voor ons echter niet dat alles gratis moet zijn en dat deconventie niet meer mogelijk zou zijn. In tijden van budgettaire schaarste en verhoogde zorgvraag wordt het de uitdaging om een evenwicht te vinden tussen toegankelijkheid voor de patiënt en betaalbaarheid van het systeem, en daar zullen extra bijdragen van de patiënt, mits beteugelen van excessen, soms onvermijdelijk bij horen. Transparantie is voor ons hierbij essentieel: de patiënt moet op de ziekenhuisfactuur kunnen achterhalen waar extra bijdragen voor dienen. En kwetsbare patiënten moeten ontzien worden.

Toegankelijkheid voor de arts is voor ons het aanbieden van een conventiesysteem met voldoende hoge basistarieven waarbij de mogelijkheid blijft bestaan om als individuele arts niet akkoord te gaan met de voorgestelde tarieven.

(Voor specialisten) Toegankelijkheid voor de arts-specialist betekent ook het financieel, organisatorisch en intellectueel voldoende attractief houden van het ziekenhuis als werkomgeving. Hiervoor is het invoeren van co-governance nodig met financieel en organisatorisch medebeheer van het ziekenhuis gekoppeld aan professionele autonomie. 

(Voor huisartsen) Toegankelijkheid voor de huisarts betekent ook dat diens centrale rol in de gezondheidszorg behouden en versterkt wordt. Als beheerder van het GMD heeft de huisarts immers het globale overzicht. De evolutie naar een multidisciplinaire samenwerking is niettemin onmiskenbaar. We vragen de overheid ook om die te faciliteren, vermits wij als huisartsen meerdere disciplines (niet alleen de verpleegkundige) kunnen betrekken in onze praktijkvoering. Zo is bv. de stap naar de psycholoog veel laagdrempeliger, indien die binnen een huisartsenpraktijk gezet kan worden. De keuze om dit via één geïntegreerde praktijk of via een netwerk van meerdere praktijken te doen, dient bij de huisarts zelf te liggen.

 

C. Duurzame en transparante financiering

De financiering van de gezondheidszorg komt voor het grootste deel uit overheidsmiddelen en in mindere mate uit extra bijdragen van burgers. Het wordt een uitdaging om in tijden van budgettaire schaarste de extra kosten voor de vergrijzing en de nood aan innovatie op te vangen. We vinden dat ook wij binnen het beschikbare budget onze verantwoordelijkheid moeten nemen om te rationaliseren en gericht te investeren.

Het sluiten van akkoorden met de zorgverstrekkers over de tarieven van de prestaties opgenomen in de nomenclatuur blijft de hoeksteen vormen van een systeem dat toegankelijke en kwaliteitsvolle geneeskundige zorg garandeert voor alle inwoners van dit land.  De mogelijkheid tot deconventionering blijft een essentieel element om de duurzaamheid van dit systeem te garanderen.

(Voor specialisten) Voor medisch specialisten dient de financiering van de ziekenhuisgebonden medische activiteit op een duurzame manier gelijke kwaliteit en toegankelijkheid te garanderen. Naast prestatiegebonden verloning van de artsen moet pathologie gebaseerde financiering worden versterkt. Het aanrekenen van supplementen voor een behandeling en verzorging in meer comfortabele omstandigheden moet mogelijk blijven, al was het maar omdat die supplementen vooralsnog noodzakelijk zijn om het werken in een ziekenhuis attractief te houden. Dit moet echter steeds een persoonlijke keuze van de patiënt zijn en de geleverde extra diensten moeten transparant geleverd worden. Financiering hiervan kan gebeuren door extra verzekering. 

De ziekenhuizen moeten op een duurzame manier worden gefinancierd, enerzijds rechtstreeks via de middelen toegekend door de overheid en anderzijds onrechtstreeks via de honoraria van de artsen die er prestaties leveren. Beide middelenstromen moeten in co-governance door (vertegenwoordigers van de) artsen en de (bestuurders aangeduid door) de inrichtende macht worden beheerd. Deze co-governance moet voor ons 50/50 zijn en situeert zich op niveau Raad van Bestuur, directie alsook op dienstniveau waar het diensthoofd mee bevoegd en verantwoordelijk is voor de aanwending van de middelen die beschikbaar worden gesteld voor de kostendekking. 

(Voor huisartsen) De betaling per prestatie enerzijds en het forfaitair systeem anderzijds moeten blijven bestaan, maar wij staan ook open voor de bijkomende derde piste (de zgn. New Deal) die een mix van de beide huidige systemen zou zijn.  Binnen elk systeem wordt een voldoende beschikbaarheid van de huisartsen, mét respect voor de work/life balans, vereist.

Het GMD blijft het instrument bij uitstek binnen de huisartsgeneeskunde. Zowel naar patiënten als naar artsen moet het aangaan/beheren van een GMD nog beter beloond worden. We blijven immers streven naar een vaste huisarts met GMD voor elke patiënt. Ook de beschikbaarheidshonoraria voor de wachtdiensten zijn dringend aan een fundamentele verhoging toe. 

Uiteindelijk moet ook het sociaal ondernemerschap van de individuele arts en van de artsen als groep worden onderkend. Het bevorderen van de doelmatigheid van de geleverde zorg moet via, zowel onrechtstreekse als rechtstreekse, financiële incentives beloond worden.

 

D. Meer kerntaken, meer autonomie, meer flexibiliteit, minder administratie

In een context van toenemende zorgvraag, een toenemend aantal knelpuntdisciplines, verhoogde aandacht voor work/life balans en meer en meer burn-outs onder artsen is het voor ons cruciaal dat artsen hun kerntaken kunnen doen in een context van flexibiliteit en maximale autonomie.

Algemeen betekent dit zo min mogelijk papierwerk en nutteloos overleg en zo veel mogelijk tijd voor het klinische werk. Hiervoor willen we drastisch snoeien in medische attesten, eenvoudige zorgpaden behouden zonder complexe overlegstructuren of tussenniveaus met coördinatoren en managers allerhande en het laagdrempelig beschikbaar maken van praktijkondersteuning.

(Voor specialisten) Voor medisch specialisten die in een ziekenhuis werkzaam zijn betekent dit bijkomend het garanderen van professionele autonomie, maximaliseren van financiële transparantie en attractiviteit, het minimaliseren van tussenstructuren en onnodige overlegmomenten en het aanbieden van voldoende flexibiliteit. Om artsen voldoende breed in de ziekenhuizen werkzaam te houden zullen zowel overheid als beheerders hier de komende jaren mee aandacht voor moeten hebben.

(Voor huisartsen) Een voorname taak ligt hier bij de overheid: snoei in het aantal attesten en daar waar dat zelf niet kan, verplicht het aan anderen (bv. sportbonden, verzekeraars, werkgevers, …) om dat te doen. Deze vraag wordt al jaren gesteld en het gaat voor ons véél te traag. En al even voornaam: zorg voor een behoorlijke praktijkondersteuning die aangepast is aan de noden van deze tijd. De verpleegkundige is niet meer weg te denken uit de huisartsenpraktijk, het financieel ondersteunen van deze samenwerking is noodzakelijk. Ook de uitrol van het nr. 1733 gaat maar zéér traag vooruit, terwijl dat cruciaal is om de wachtposten degelijk uit te bouwen, zowel tijdens de week als het weekend. Goed functionerende wachtposten die behoorlijk financieel ondersteund worden, kunnen de work/life balans van de huisarts nochtans al voor een stuk in de goede richting laten overhellen.

 

E. Bevorderen van innovatie

Innovatie is een hoeksteen van de geneeskunde en zal essentieel zijn om zowel de toenemende zorgvraag als het nijpend tekort aan zorgverstrekkers mee op te vangen. Voor ons is innovatie er niet louter  op technologisch en wetenschappelijk vlak, maar ook op organisatorisch en financieel vlak.

Wetenschappelijke innovatie spreekt voor zich.  Technologische innovatie moet steeds voldoende evidence-based zijn en gezien de schaarse middelen is een kosten-baten analyse voor ons steeds cruciaal. 

Organisatorische innovatie is cruciaal om praktijkvormen te innoveren, bv. door praktijkondersteuning mogelijk te maken of samenwerkingen tussen en binnen specialismen te faciliteren. Hiervoor is vaak een vernieuwd regelgevend kader nodig, en daar kunnen we binnen het overlegmodel op wegen. Financiële innovatie behelst voor ons een snel schakelende nomenclatuur en het invoeren van nieuwe financieringsmodellen zoals het hervormen van de ziekenhuisfinanciering.

Innovatie kan voor ons nooit een doel op zich zijn, maar wel een middel om de gezondheidszorg betaalbaar, vooruitstrevend en draaibaar te houden.

 

F. Aandacht voor mentale welzijn van arts en patient

Een goed functionerende gezondheidszorg staat of valt bij het welzijn van de zorgverstrekkers, dus uiteraard ook die van artsen. Daarom pleiten we voor een context waarin werkvreugde bevorderd wordt, mentaal welzijn van artsen bespreekbaar gemaakt wordt en laagdrempelig geestelijke gezondheidszorg de norm wordt, ook voor artsen. We denken hierbij aan het bewaken van professionele autonomie en het garanderen van voldoende professionele flexibiliteit, maar ook aan snelle en laagdrempelige toegang tot geestelijke gezondheidszorg en aan het breed uitrollen van begeleidings- of preventietrajecten om de medische loopbaan duurzaam te kunnen volhouden.

Aandacht voor het mentale welzijn betekent ook meer budgettaire middelen naar zorgverstrekkers die zich hiermee bezig houden en meer aandacht voor deze problematiek in het opleidingscurriculum van artsen. Hiervoor zal een verdere uitbouw en opwaardering van de geestelijke gezondheidszorg, incl. de somatische zorg, noodzakelijk zijn, niet toevallig één van onze prioriteiten.

 

G. Zorg in klimaattransitie

De klimaatverandering is er en zal weerslag hebben op alle facetten van de maatschappij. We denken dat het goed is om als artsenvereniging mee te denken over de impact van de klimaatverandering op de gezondheid van mensen en op het zorgsysteem. Zonder ideologie of dogma’s, maar pragmatisch en oplossingsgericht. 

We willen met alle stakeholders meedenken hoe we studenten en artsen in opleiding kunnen sensibiliseren over de impact dat veranderend klimaat kan hebben op hun beroep, hoe we ons zorgsysteem kunnen voorbereiden op de effecten van klimaatverandering zoals frequentere hittegolven en toenemende migratiestromen, en hoe we ons zorgsysteem duurzamer en CO2-neutraler kunnen maken.

 

H. Informatisering en digitalisering

In een context van toenemende zorgvraag en penurie zal informatisering essentieel zijn om ons zorgsysteem kwalitatief en kwantitatief draaiende te houden. Op korte termijn willen we binnen de nomenclatuur en beschikbare budgetten ruimte maken om informatisering verder aan te moedigen, zoals integratie van elektronische patiëntendossiers, uitrollen van digitale verwijzingen en aanvragen, consolideren van consultaties op afstand, stimuleren van digitaal intercollegiaal consult, etc. Op langere termijn moeten medische technologie en artificiële intelligentie ook ruimte krijgen binnen de nomenclatuur, evenwel in een transparante context zonder belangenvermenging van de private aanbieders en met oog voor ethische vraagstukken.

 

I. Penurie en demografie

Toenemende vergrijzing, stijgende zorgvraag en te weinig zorgverstrekkers door meer uit- dan instroom en meer deeltijds werk. Deze zaken vormen de vervelende ingrediënten van de cocktail waar we de komende jaren mee aan de slag moeten. Eenvoudige oplossingen hiervoor zijn er niet, dus het wordt een werk van lange adem. 

Om het artsentekort op te vangen willen we in de eerste plaats fors verder ijveren voor het toepassen van de subquota zodat artsen in opleiding beter terechtkomen in de specialismen waar de nood het hoogst is, en er ook duurzaam actief blijven. Pijnpunt-disciplines dienen attractiever gemaakt te worden door financiële en organisatorische ondersteuning. Onze filosofie van continue opwaardering van consultaties past in deze strategie. Een grote uitdaging zal ook een betere regionale spreiding van artsen worden, en ook daarvoor zullen financiële, logistieke en organisatorische prikkels nodig zijn. 

Een sereen ethisch debat dringt zich ook op, want er zijn onvermijdelijk grenzen die opdoemen als alle gevraagde zorg niet meer kan geleverd worden. Dit debat willen we proactief mee met alle stakeholders aangaan, om te komen tot een duurzame toekomst voor ons gezondheidszorgsysteem. 

 

J. Artsen in opleiding

Artsen in opleiding (ASO/HAIO) belichamen de toekomst van ons beroep. Zij hebben zich reeds uitstekend georganiseerd in hun respectievelijke organisaties (VASO/HOP), en zetelen nu ook – beperkt – in RIZIV-organen. Wat ons betreft moeten onze jonge collega’s mee aan tafel zitten in alle dossiers die op hen van toepassing zijn. Voorts willen we hen ook actief betrekken in het meedenken over hervormingen op lange termijn, gezien de weerslag op hun latere professionele carrière. Dit kan door hen uit te nodigen, mee te laten denken en mee te laten beslissen op alle overlegfora over structurele hervormingen. We willen blijven inzetten op de structurele verbetering van hun arbeids- en opleidingsvoorwaarden, uiteraard in nauw overleg met de opleidende artsen, om de werk-opleidingsbalans verder te verfijnen. Het naleven van de werk- en rusttijden voor artsen in opleiding blijft her en der nog een belangrijk aandachtspunt. Pistes om ASO’s en HAIO’s structureler te betrekken bij het Riziv-overlegmodel dienen daarom de komende jaren verder uitgewerkt en geconcretiseerd te worden.